Over kleine en grote gluurverhogingen
Of er nu wel of niet een ‘gluurverhoging’ komt, is nog steeds onduidelijk. En dat blijft het ook nog een tijdje, nu de Eerste Kamer de invoering ervan in ieder geval op de lange baan heeft geschoven. Er zijn inmiddels twee plannen voor een huurverhoging die afhankelijk is van het inkomen.
Eerst was er het wetsvoorstel, dat allang door de Tweede Kamer is aangenomen, dat goedkeurt dat er een extra huurverhoging van maximaal 5% toegepast mag worden. Extra, dus bovenop de reguliere huurverhoging op basis van inflatie. Alleen bij gezinnen met een inkomen boven de € 43.000. En daar zit net de crux: om te weten hoe het zit met het inkomen heeft een verhuurder betrouwbare informatie nodig. Die kun je krijgen bij de Belastingdienst, en dat was ook de bedoeling. Alleen geeft dat natuurlijk wel privacy-issues. Daar blijft het tot op heden op hangen.
Toen kwam het Lenteakkoord van de ‘Kunduz-coalitie’. Daarin staat een extra huurverhoging van 1% voor huishoudens met een inkomen tussen € 33.000 en € 43.000. Alleen voor de sociale huurwoningen, niet voor de vrije sector. Met als doel ervoor te zorgen dat gezinnen met een inkomen boven € 33.000 sneller plaats zullen maken voor de lagere inkomens. Een nieuw huurcontract voor een sociale huurwoning krijg je immers niet meer met een inkomen boven € 33.000. Ook hier moet gewerkt worden met een verklaring van de Belastingdienst. Niet met het exacte inkomen, maar alleen een verklaring of het tussen € 33.000 en € 43.000 ligt.
Die 1%-verhoging is nog niet eens behandeld in de Tweede Kamer, en staat voorlopig ook nog niet op de agenda. Omdat het allemaal eigenlijk wel bij elkaar hoort, zegt de Senaat nu: we gaan die 5% verhoging – de ‘grote gluurverhoging’ - niet behandelen zonder de 1% verhoging – de ‘kleine gluurverhoging’. Klinkt logisch. Beter nog zou het zijn om de hele woningmarkt in één integraal plan aan te pakken.