Passend toewijzen: een eerste stap naar eerlijke huurprijzen?
Veel huishoudens met een laag inkomen zijn aangewezen op een woning die veel te duur voor ze is, meestal door het gebrek aan goedkope sociale huurwoningen of het beleid van corporaties. Daar moet - en gáát - verandering in komen. Dat betekent dat er werk aan de winkel is voor corporaties.
Huren stijgen sneller dan het inkomen
Door de inkomensafhankelijke huurverhoging, die op 1 juli 2013 is ingevoerd, mag de huur tussen de 2,5% en 5% stijgen. Veel verhuurders passen deze maximaal toegestane huurstijging ook daadwerkelijk toe en bij wisseling van de bewoner ligt de huurstijging soms zelfs hoger. Hierdoor stijgen de huurkosten voor veel huishoudens sneller dan hun inkomen. Deze stijging wordt niet, of slechts gedeeltelijk, opgevangen door huurtoeslag.
Doordat de woonlasten vaak een onevenredig groot deel van het inkomen in beslag nemen, hebben veel huurders het niet breed. Dit blijkt des te meer uit het rapport ‘Huur te duur’ van de SP Utrecht. Dit rapport bevat verhalen van huurders die duidelijk de financiële wanhoop schetsen:
“Ik ben al 80 jaar en ben erg zuinig en goed met geld, maar het is zo langzamerhand niet meer op te brengen.”
“Als alleenstaande moeder met één inkomen zit ik iedere maand krap. Als er weer een verhoging komt weet ik niet hoe ik het moet betalen. Omdat ik werk krijg ik ook geen huurtoeslag of andere hulp. Het is overigens niet alleen huur die verhoogd wordt, maar ook bijvoorbeeld de zorgverzekering. Alles bij elkaar opgeteld leef je op water en brood, vooral als alleenstaande moeder.”
“Ik kan het nu nog betalen, maar vrees voor de toekomst.”
Nieuw verhuurbeleid: passend toewijzen
Het moge duidelijk zijn dat dit zo niet langer kan. Vanaf 1 januari voert de overheid dan ook nieuwe regels in voor de sociale huursector: passend toewijzen.
Volgens deze nieuwe wet moet minstens 95% van de sociale huurwoningen die corporaties toewijzen aan huurders, een kale huur hebben die ten hoogste de aftoppingsgrens van de huurtoeslag bedraagt. Dit houdt in dat de corporaties zich aan de volgende maximumprijzen moeten houden (bij ten minste 95% van de woningen):
-
Bij één- en tweepersoonshuishoudens: maximaal 576,87 euro kale huur
-
Bij drie- en meerpersoonshuishoudens: maximaal 618,24 euro kale huur
Maximaal 5% van de woningen mag boven deze grens uitkomen, maar ook hier geldt een maximum:
-
Bij één- en tweepersoonshuishoudens: maximaal 710,68 euro kale huur
-
Bij drie- en meerpersoonshuishoudens: maximaal 710,68 euro kale huur
Is het percentage ‘te duur verhuurde woningen’ hoger dan 5%, dan kan de woningcorporatie op een sanctie van de toezichthouder rekenen (zoals een bestuurlijke boete).
Werk aan de winkel voor corporaties
Corporaties zullen dus moeten schikken in de huurprijzen die ze vragen, terwijl ze met een gebrek aan goedkope sociale huurwoningen te kampen hebben. Ze zullen dus flink aan het werk moeten om goedkope woningen aan te bieden, anders kunnen ze vanaf volgend jaar op fikse boetes rekenen. Hierbij kunnen ze mogelijk wel op steun vanuit de provincie rekenen. De SP in Utrecht heeft al aangekaart dat er in de provincie 20 miljoen zou moeten worden vrijgemaakt om de sociale woningbouw een boost te geven.
Invloed op de vrije sector
Het nieuwe beleid voor sociale huurwoningen kan mogelijk ook een positieve invloed hebben op het huidige tekort aan goedkopere woningen in de vrijehuursector. Wanneer er meer goedkope sociale huurwoningen komen, verlicht dit vermoedelijk ook de gespannen verhouding tussen vraag en aanbod in dit segment.