Scheefwoners blijven lekker scheef wonen
Scheefwonen, het is inmiddels een begrip aan het worden in de huurwereld. Wie ten opzichte van zijn inkomen een erg lage huur betaalt, woont scheef. Die zou eigenlijk plaats moeten maken voor gezinnen met een lager inkomen en zelf duurder moeten gaan wonen. Nu is dat niet af te dwingen, je kunt mensen moeilijk uit hun huis zetten omdat ze teveel verdienen. Wel zijn er andere maatregelen aan de orde.
Zo is er al de inkomensgrens voor sociale huur: wie meer verdient dan € 33.000 kan geen (andere) sociale huurwoning meer krijgen. Echter, dat doet niets aan de bestaande bewoners van goedkope huurhuizen. Dus hebben ze bedacht dat de hogere inkomens (meer dan € 43.000) een extra huurverhoging voor hun kiezen krijgen. Dat heeft nogal wat voeten in de aarde waardoor deze huurverhoging in de wacht staat.
Het Economisch Bureau van ING stelt echter dat een huurverhoging voor scheefwoners weinig effect zal hebben tegen het scheefwonen. Daarvoor zijn er veel te weinig koopwoningen beschikbaar in de prijsrange die deze huishoudens kunnen betalen. We hebben het over ongeveer 600.000 gezinnen die in een corporatiewoning wonen, die meer dan € 33.000 verdienen. Stel dat zij grofweg voor maximaal € 200.000 een huis kunnen kopen. Daarvan zijn er ‘maar’ 93.000 beschikbaar op dit moment.
Van die beschikbare woningen in deze prijsklasse staat bovendien maar een heel klein deel in de Randstad. Dan denk je misschien: ga je toch in een andere regio een voordelig huis kopen. Ja…maar dat heeft een hoop nadelen! Reistijd naar je werk alleen al, en bovendien is er de discussie omtrent het afschaffen van de onbelaste reiskostenvergoeding.
Kortom: die huurverhoging is wel leuk bedacht, maar alternatieven zijn er ook niet echt voor de scheefwoners. Dus gaan de corporaties veel meer huur ontvangen, die mogen ze dan weer doorsluizen naar de overheid in de vorm van een nieuwe verhuurdersbelasting. Maar het probleem wordt er – volgens het bureau van de ING – niet mee opgelost.